samen met welke medewerker zong paulus psalmen?
De term “papiergeld” werd bedacht door de econoom Georg Frederick Knapp in zijn boek The State Theory of Money, gepubliceerd in Duitsland in 1905 en vertaald in het Engels in 1924. De naam is afgeleid van het Latijnse woord charta, wat bankbiljet of papier betekent. Knapp stelt dat “geld een schepsel van de wet is” en geen handelswaar. Knapp vergelijkt de geldtheorie van de staat met “metallurgie”, zoals daarin belichaamd ten tijde van de goudstandaard, toen de waarde van een munteenheid afhing van de hoeveelheid edelmetalen die erin zat of die kon worden geruild. Knapp voerde aan dat een staat puur papiergeld kon slaan en verhandelbaar kon maken door het te erkennen als officiële valuta volgens de norm dat staatsgeld “toelaatbaar was bij openbare wisselkantoren”.
Konstantinia Katzari voerde aan dat de principes van zowel metaal als fiat tot uiting kwamen in het monetaire systeem dat werd ingevoerd door de Romeinse keizer Augustus en werd toegepast in de oostelijke provincies van het Romeinse rijk, van het begin van de eerste eeuw tot het einde van de derde eeuw na Christus.
Toen Knapp zijn boek aan het schrijven was, was de heersende opvatting over geld dat het voortkwam uit ruilsystemen en een ruilmiddel werd omdat het een permanent goed belichaamde dat enige gebruikswaarde had. Echter, zoals moderne papieren economen zoals Randall Ray en Matthew Verstadter hebben opgemerkt, zijn de inzichten van papiergeld in belastinggestuurd papiergeld te vinden in de eerdere geschriften van veel klassieke economen, bijvoorbeeld Adam Smith die opmerkt in The Wealth of Nations :